Over mij

KLAASJE SMIT (1951)
– schilderijen, gemengde technieken, beelden in steen –

Kunst scheppen is mezelf tot uitdrukking brengen, waarin het materiaal en de techniek dienstbaar zijn aan het scheppingsproces èn aan de vorm.  Het is een vorm van leven. Leven vanuit een verlangen en passie dat ik als kind al ken. Noodzakelijk en onontkoombaar.  Het brengt me in contact met mezelf en mijn levensbron; onuitputtelijk in inspiratie en creativiteit. In dat creatieve proces  is mogen dromen, spelen en fantaseren een belangrijke eerste stap. Zoals een kind in zijn spel ook onbegrensde mogelijkheden en werelden kent, waarin alles kan en alles mag. Daarbij wil ik me niet vastleggen op één kunstdiscipline. Kwaliteit en niveau zijn daarbij belangrijke waarden.

In vrijwel alle gevallen hebben mijn ‘beelden’ een spirituele lading die getuigt van een voortdurende zoektocht naar het eigen ik in relatie met het gekozen materiaal. Zo ontstaan beelden die een archetypische en mythische bron hebben. Door de beelden soms met andere materialen te combineren ontstaat een spanning waarin polariteiten tot uitdrukking komen en toch ook een heelheid voelbaar is.   Balans vind ik in de schemertijd tussen waken en dromen. Associaties springen dan door me heen. Verhalen, vormen, materialen, betekenissen, waarin de tijd verschuift. Door uren, dagen, weken en maanden ontwikkelt zich een beeld. Het ene beeld wordt opgevolgd door een ander.

– beelden verschijnen – voor mijn geestesoog – ik houd contact – door in de stroom – te blijven staan – arbeid maakt de vorm –

Ik houdt ervan om vanuit een thema te werken; dat geeft me inspiratie en tegelijkertijd een kader. Het wordt een opdracht aan mezelf. Het zorgt ervoor dat ik begin en niet wacht op dat ene ‘goede moment’. De eerste fase is een soort onderzoek in mezelf, heel associatief, dromend en fantaserend. Doelgericht nadenken over hoe en wat, doe ik niet, dat beperkt. En dan……. Opeens borrelen de associaties en ideeën omhoog. De tweede fase is aangebroken. Zoeken, proeven, voelen, schiften en uiteindelijk kiezen. Vervolgens mijn keuze al experimenterend uitproberen. Bij alles wat ik doe, ga ik terug naar het moment van mijn keuze. Klopt het nog? Was dit wat ik wilde? Is het ‘goed’ genoeg? Net zolang doorwerken tot ik een tevreden gevoel heb over wat er is ontstaan.

Het uiteindelijke werk is altijd iets dat over mezelf gaat. Tijdens het proces houd ik me daar niet mee bezig, dat verstoort mijn creativiteit.  Als het af is, zie ik waar het over gaat. De kijker hoeft dat niet te weten. Wat ik maak vertelt een verhaal, maar zo algemeen dat de kijker zijn eigen verhaal kan, mag en moet maken.